De man verzoekt ex artikel 1:116 BW dat de partneralimentatie op nihil wordt gesteld, dan wel dat de partneralimentatie wordt verlaagd, doordat de vrouw naar de mening van de man is gaan samenleven met haar partner als ware zij gehuwd. De vrouw stelt niet samen te wonen met haar nieuwe partner als ware zij gehuwd.
De man voert aan dat de nieuwe partner van de vrouw haar in een groot deel van haar behoefte voorziet door het betalen van luxe vakanties, uitjes en etentjes. Het hof oordeelt dat luxe traktaties extra’s zijn en niet in de plaats komen van een huwelijksgerelateerde behoefte. Het feit dat de vrouw profiteert van de betalingen door haar nieuwe partner, betekent niet dat de nieuwe partner de vrouw voorziet in haar huwelijksgerelateerde behoefte. De nieuwe partner is niet onderhoudsplichtig voor de vrouw en kan worden afgedwongen dat hij haar zaken schenkt en rekeningen voor haar betaalt. Hierdoor is er geen situatie gecreëerd waarin artikel 1:160 BW van toepassing is.
Voorts voert de man aan dat de vrouw haar dienstverband moet uitbreiden van 32 uur naar 40 uur per week om meer in haar eigen levensbehoefte te voorzien. Het hof acht dit niet redelijk, gezien de vrouw de doordeweekse zorg voor de kinderen heeft. Het hof oordeelt dat geen sprake is van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de partneralimentatie rechtvaardigt.
Vervolgens voert de man aan dat hij geen draagkracht meer heeft door het verliezen van zijn baan. Na het verliezen van zijn baan heeft de man een loonbaantraject doorlopen en vervolgens een eigen onderneming gestart. Uiteindelijk heeft de man een baan als docent gekregen met een aanstelling van 1 fte en heeft hij zijn eigen onderneming beëindigd. De vrouw stelt dat sprake is van verwijtbaar en vermijdbaar inkomensverlies. Het hof acht het begrijpelijk dat de man een vaste baan in loondienst verkiest boven de onzekere inkomsten van een eigen onderneming.
Dit betekent dat de man zich voldoende heeft ingespannen voor inkomen te zorgen om aan zijn onderhoudsverplichtingen te kunnen voldoen. De draagkracht van de man wordt verminderd van
€. 2.618,00 bruto per maand naar €. 561,00 bruto per maand. De vrouw wordt veroordeeld tot terugbetaling aan de man van het te veel betaalde aan partneralimentatie.